Afscheid van mijn Puch

Het verhaal van een voormalig Puchrijder


Na ruim 25 jaar heb ik mijn lidmaatschap op het blad ‘Bromfiets’ opgezegd. 

Gut, hoe dàt zo? zult u vragen. Vertel, vertel! Nou goed dan, opa vertelt. 


Het begon in 1963. Na een paar verschillende pogingen om op een of andere middelbare school tot mijn recht te komen had ik dan eindelijk een plaatsje in de derde klas van de HBS in Zetten in de Betuwe. Ik woonde in Doorwerth, dat ergens tussen Oosterbeek en Heelsum ligt. Dat is dus een knap eind fietsen naar school, zeker als je weet dat er nog een oversteek per veerpontje over de Rijn bij Renkum onderdeel van uitmaakte. Zwoegen heet dat. Vooral bij tegenwind of regen. 


Mijn vader had meelij en mijn ouders schonken mij op mijn 16e verjaardag in december een tweede (of wie weet derdehands) Sparta. Hij was nog van voor 1955, dus hij was nog niet afgeknepen tot 40 km per uur en hij haalde dan ook vlot 55, ook al mocht dat toen niet meer van de politie. Mijn oudste (en tot de dag van vandaag nog steeds beste) vriend Diederik, die drie weken ouder was (is) dan ik, had van zijn ouders om andere redenen ook een tweedehands Sparta gekregen, maar die was een jaartje jonger waardoor dat ding niet harder wilde dan 41 komma nog wat per uur. Niet erg: we waren 16 en we hadden beiden een plof, zoals Diederiks moeder die dingen noemde. En vooreerst was dat het belangrijkste. 


Met de plof naar school. Dat was een verademing na dat gezwoeg op de fiets. Een Sparta, okee, beter dan niks, maar het apparaat was voortdurend kapot, defect, weigerde of wat je allemaal niet kunt verzinnen om aan te geven dat mijn vader - die elk bezoek aan bromfiets handelaar van der Meulen in Renkum moest betalen - het rond pasen 1964 spuugzat was. Hij stelde voor dat de Sparta verkocht zou worden en dat ik voor mijn volgende verjaardag in december een spiksplinter nieuwe brommer zou krijgen. Mag het dan een Puch zijn?! vroeg ik smekend. Ik was namelijk Beatlesfan en als Beatlesfan diende je dat uit te dragen door een Puch te rijden, Tomos was voor Rolling Stones- en Pretty Things fans. Hoe dan ook, mijn vader zei ja! 

Ik kon (7 maanden lang fietsend door tegenwind en regen naar Zetten) uitzien naar de Puch die ik in december zou krijgen.


Dat bleek een misrekening want mijn vader had zich laten ompraten door de Tomos dealer in Renkum waar hij mijn tweedehands (of derdehands) Sparta ook had gekocht. De naarling bleek dus liever een Tomos te verkopen dan een Puch. 


Dat scheelde mijn vader in aanschaf 100 gulden en dat vond mijn vader reden genoeg om zijn belofte te breken. Toen ik hem daar  (bijna 17 jaar oud) op wees zei hij dat hij dacht dat ‘Puch’ hetzelfde was als ‘brommer met hoog stuur’. Nou, daar dacht ik geheel anders over, dat valt te begrijpen. Over deze onaangename aanvaring tussen vader en zoon valt nog best veel te vertellen en dat heb ik dan ook ruim gedaan in het Puchboek van Wim de Jong en Bas van Kleef.  Daarom wil ik dat vooreerst hier maar even bij laten .


Hoe dan ook, dankzij tussenkomst van mijn lieve moeder mocht het dan toch een Puch worden waarvoor ik dan wel zelf 100 gulden moest bijleggen zijnde het verschil tussen de Tomos-prijs en de Puch-prijs. Dat heb ik moeten verdienen in de Van Gelder papierfabriek in Renkum. Maar niet getreurd. De Puch was mine. Met zweefzadel en rekje. En een rekje over de tank. Hoog stuur en een achterlicht van een lelijke eend. Ook mooi! Op het gele plaatje Q65 gekalkt, de beatgroep uit Den Haag waar ik voor de gelegenheid ook maar fan van was geworden. Kortom: het leven lachte me toe en toen mijn moeder door de directeur van de HBS was gevraagd om eens te komen praten over zekere misdragingen van haar zoon Peter nam zij zonder problemen achter mij plaats op het rekje van mijn Puch en zo reden wij op een vroege ochtend naar Zetten. Wat mijn moeder die ochtend besprak met de schooldirecteur weet ik niet. Wat ik me wel herinner is dat een van de jongens uit mijn klas mij vroeg met welk lekker wijf achterop ik die ochtend het schoolterrein was op gereden. Mijn moeder dus. Toen ik haar dat later die dag vertelde glom ze als een jonge blom.


Tot mijn eigen verbazing ging ik over naar klas 4. Daarmee verwierf ik het getuigschrift ‘drie klassen HBS’. Dat stond gelijk aan MULO-B met wiskunde. De wereld lag ineens voor me open! Omdat ik eens een radio uit elkaar had gehaald leek ‘Electronica’ me een leuke toekomst. Mijn moeder had zich laten informeren en er werd besloten dat ik naar de HTS voor electronica Rens & Rens in Hilversum zou. Dat kon toen nog met 3 jaar HBS. Er werd een kosthuis voor me gevonden (familie Eijlers  op het Busken Huetplein, wat een schatten van mensen!) en daar zat ik 5 dagen per week in de kost en ging elk weekend per Puch van Hilversum naar mijn ouders in Doorwerth en zondagavond weer terug. In de winter was dat een zo kouwe bedoening dat mijn ouders mij een zogeheten ‘pilotenpak’ cadeau gaven. Een ongelooflijk dik pak isolatiewatten in overall-vorm dat zijn werk uitstekend deed.  En dat met een paar wanten waar je u tegen zegt: dank je wel mama!


Ik werd wat ouder, kreeg wat serieuze vriendinnetjes, ging met een van deze serieuze vriendinnen zelfs op de Puch naar een camping in midden-Frankrijk waar we mijn ouders (volgens planning) troffen maar op de terugweg, niet ver van huis, liep het motortje vast. Dat was min of meer het eind van de Puch. Mijn vader schreef later in zijn dagboek ‘Peter heeft zijn Puch verkocht’. Ikzelf ben de herinnering erover kwijt. Hoe het ook zij, eenmaal weer terug in Hilversum kon ik natuurlijk niet leven zonder plof. Maar daar had een ter plaatse fameuze fietsen- en bromfietshandel in de Havenstraat vele oplossingen voor. Hij verkocht Solexen per tientallen. Dan stonden er buiten onder een zeil pakweg 20 Solexen, hij sloeg dan dat zeil weg en zei: kiest u maar! Vijf en twintig gulden per stuk. Ik heb er geloof ik in een jaar of twee een stuk of vier gekocht. Mijn vriendinnetjes van die tijd waren inmiddels ook geen 16 meer, maar 18 of 19 en die vonden het al lang best om per plof naar huis gebracht te worden, al was het dan per Solex.


En ja, ik was 18, ik mocht mijn rijbewijs halen en het idee van ‘brommer’ verdween wat naar de achtergond. Mijn moeder had op late leeftijd een  rijbewijs gehaald met dien verstande dat ze slechts in ‘een automaat’  mocht rijden. Mijn vader (niet onbemiddeld) deed haar dus maar een Daffodil cadeau. Mijn moeder heeft zich daar nooit echt in thuis gevoeld en nadat ze met dat ding een tamelijk ernstig ongeluk had gehad heeft ze het autootje min of meer cadeau gedaan aan haar zoon Peter die inmiddels getrouwd was en in  Bedum (Gr) was gaan wonen omdat hij in Groningen iets wilde gaan studeren. Ik weet niet meer wat er met dat Dafje gebeurd is, ik weet alleen dat we op zeker moment dat Dafje niet meer hadden en mijn vrouw en ik iets moesten verzinnen om ons beider dagelijkse tocht naar Groningen te ondernemen. Voor haar werd dat een tweedehands weetikveel-brommertje, maar in mijn geval was dat interessanter. Ik herinnerde me namelijk dat oude lagere school vriend Menno ooit voor zijn 17e verjaardag een nieuwe Zundap had gekocht. Die vriend had inmiddels ook een vrouw en een klein autootje en de nu 8 jaar oude Zundap stond in zijn schuur te wachten op betere tijden. Hij was bereid zijn Zundapp aan mij over te doen. 

Daar heb ik dan nog een jaar of twee Groningen mee aan gedaan, maar toen was het tijd voor een lelijke eend. Zestienhonderd gulden moest ie kosten en hij was 4 jaar oud. Al ben je zo arm als een kerkrat, zo’n gelegenheid moet je wel aangrijpen. Kortom: vele, vele bromfietsloze jaren verstreken. Jaren die gevuld werden met meer Eenden, Dianes, en toen het echt wat beter ging met een derdehands Citroen GS. Want ik ben heel lang van de Citroën geweest.


En toen werd John Lennon vermoord. Mijn hele jeugd kwam boven borrelen. Weemoed, sentiment, Beatles, Puch, hoog stuur, jukeboxen….. Het was 1980 en ik kon voor 800 gulden een Rock-Ola jukebox op de kop tikken. Een grammofoon-robot avant la lettre uit 1955. Met een grijpertje trok hij een plaat uit een draaiende trommel, plaatste die met een prachtzwaai op het kleine draaitafeltje en hij speelde als was ik nog 16. Hij staat tot op de dag vandaag in mijn woonkamer, al is ie dan wel een keer door Harold Hoetink uit Deventer helemaal gereviseerd.


Dat was stap 1 in het concretiseren van de herinnering aan mijn jeugd. Stap 2 was het ‘terug halen’ van ‘mijn Puch van ooit’. In een soort ‘Sweet Sixties Memories’ blad vroeg ik eind jaren 80 een Puchje te koop. Er kwam een reactie uit Purmerend. Een aardige kerel, een paar jaar ouder dan ik, die in een volledig vijftiger jaren ingericht huis woonde. Met pasteltinten. Tomado-rekjes, een Pilastro krantenbak en meer van die nostalgische dingen. Ooit, vele jaren daarvoor, had hij op de zolder van zijn Pa in Amsterdam zijn witte Puch van toen geheel uit elkaar gehaald met als doel om hem geheel te reviseren, maar ja toen was de liefde in zijn leven gekomen en het was er bij gebleven. Wat Puch betreft dan. Ik mocht de handel, in vuilniszakken verpakt komen ophalen. Wat ik er voor overhad?  Ik bood 500 gulden. Maar dat vond de oorspronkelijke eigenaar veel te gek. Doe de helft maar, zei hij. En voor 250 gulden reed ik met in de kofferbak een paar vuilniszakken Puch terug naar Leeuwarden, waar ik in 1983 inmiddels werk en woning had gevonden.


Omdat mijn Puch van ooit zwart was geweest met rode tank en dito gereedschaps-kastjes wilde ik dat perse terug. Dus om te beginnen met de Puch-romp naar Spuiterij Soldaat in Giekerk. Samen met meneer Soldaat werd de juiste kleur rood gevonden en niet veel later kon ik beginnen aan de opbouw van mijn gereïncarneerde Puch. Verstand van motoren heb ik nooit gehad, maar een kennis had die kennis wel (daarom heet zo iemand zo denk ik) en na een week of wat kreeg ik mijn inmiddels  blinkend zwart met rode Puch terug uit Kootstertille met een gereviseerd motortje. De rit terug naar Leeuwarden herinner ik me als de dag van gisteren. Niet in de laatste plaats omdat ik bij gebrek aan een wettelijk vereiste helm een militaire binnenhelm had opgezet die ik ergens in huis na mijn diensttijd nog had liggen. Op 100 meter afstand van mijn huis in Leeuwarden kreeg ik daarvoor van een weinig begripvolle diender nog een prent van 100 gulden naar ik meen. 


Deze pracht Puch (bouwjaar 1963) heeft nog vele jaren in de gang in mijn Leeuwarder huis gestaan. Heel af en toe maakte ik er een ritje op, toegezwaaid door menig leeftijdsgenoot die mij in het voorbij rijden in zijn auto een complimenterende duim opstak. Vanaf de dag van zijn wedergeboorte ben ik lid geweest van ‘de Bromfiets’ en natuurlijk ook de Nederlandse Puch en Tomos club PCTN. 


Maar ja, een mens wordt ouder en mijn vrouw en ik besloten in 2019 het grote huis in Leeuwarden met een weliswaar grote hal, maar met veel trappen te verruilen voor een kleiner huis in een dorp even verder op. Met een mooie tuin, dat wel, maar weinig ruimte meer voor het stallen van de Puch. Het moment van afscheid was aangebroken. Een advertentie op internet leverde niet lang daarna een reactie op van een aardige kerel. Een jaar of 10 jonger dan ik, maar het hart op dezelfde plaats. Ook hij had ooit een zwart met rode Puch VS-50 gehad en ja… nu hij de foto’s van de mijne zag was hij verkocht. En daarmee de Puch dus ook. Op een zondag even na pasen kwam hij met twee zoons en een karretje achter de auto mijn Puch ophalen. Met een traan in de ogen hebben we ze uitgezwaaid. Jan, John en Wilco uit Ede en mijn Puch. 


Peter Kraft

Hurdegaryp, mei 2021

Omdat mijn Puch van ooit zwart was geweest met rode tank en dito gereedschapskastjes wilde ik dat perse terug. Dus om te beginnen met de Puch-romp naar Spuiterij Soldaat in Giekerk. Samen met meneer Soldaat werd de juiste kleur rood gevonden en niet veel later kon ik beginnen aan de opbouw van mijn gereïncarneerde Puch. Verstand van motoren heb ik nooit gehad, maar een kennis had die kennis wel (daarom heet zo iemand zo denk ik) en na een week of wat kreeg ik mijn inmiddels blinkend zwart met rode Puch terug uit Kootstertille met een gereviseerd motortje. De rit terug naar Leeuwarden herinner ik me als de dag van gisteren. Niet in de laatste plaats omdat ik bij gebrek aan een wettelijk vereiste helm een militaire binnenhelm had opgezet die ik ergens in huis na mijn diensttijd nog had liggen. Op 100 meter afstand van mijn huis in Leeuwarden kreeg ik daarvoor van een weinig begripvolle diender nog een prent van 100 gulden naar ik meen.